In een citizen-scienceproject gaan leerlingen aan de slag rond een bepaald domein en thema.
Binnen dit thema of vanuit een specifiek praktijkprobleem moet er een focus en onderzoeksvraag bepaald worden.
In sommige citizen-scienceprojecten bepalen de burgerwetenschappers de onderzoeksvraag, al dan niet samen met of
onder begeleiding van professionele onderzoekers.
In heel wat andere gevallen hebben onderzoekers al een duidelijke focus voor het onderzoek bepaald.
In dat geval kunnen de leerlingen samen met de leerkracht nog steeds het proces
doorlopen om de onderzoeksvraag te bepalen. Dit kan een zeer leerrijke oefening zijn om inzicht in
te krijgen. Met voldoende duiding en achtergrondinformatie komen ze ongetwijfeld uit
bij een erg gelijkaardige onderzoeksvraag.
Extra mogelijkheden:
- De leerlingen en leerkrachten kunnen ook een bijkomende onderzoeksvraag bepalen.
- Misschien kunnen ze zelf aanvullend onderzoek voeren of bestaande data analyseren om er een antwoord op te vinden.
Het vertrekpunt hiertoe is telkens de vraag: “Waar willen wij als leerlingen/onderzoekers een antwoord op vinden?”.
Voorbeeld
“Met het citizen-scienceproject ‘Zuivere lucht’
wilden de VMM,
UA en Stad Antwerpen de impact van schadelijke stoffen op de binnenluchtkwaliteit beperken.
Het project ontwikkelde een innovatieve luchtzuiveringstechniek en testte deze in voorzieningen
voor gevoelige groepen. In Vlaanderen gebeurde dit in scholen door middel van citizen science of
‘living labs’. Het project hielp de burgers en scholen ook om zelf luchtkwaliteit te meten en om
doelgerichte lokale oplossingen te bedenken. Op die manier konden de vijf deelnemende Antwerpse
scholen in grote mate zelf bepalen welk aspect van luchtkwaliteit ze wilden onderzoeken
(buiten, binnen, CO2, NOx, roet...) en op welke manier ze dit wilden aanpakken. Ze werden
bij het brainstormen, bedenken en meten ondersteund met materiaal en expertise door de VMM en UA.
Voorbeelden van wat scholen zo onderzochten
Om leerlingen aan te leren hoe je een onderzoeksvraag opstelt,
onderscheiden we 3 stappen:
- het onderzoeksthema verkennen
- de focus en de onderzoeksvraag bepalen
- nagaan of de geselecteerde focus geschikt is
1. Het onderzoeksthema verkennen
Om tot een onderzoeksvraag te komen, moeten leerlingen eerst heel breed en open
kijken naar een onderzoeksthema of een praktijksituatie.
- Door eerst verschillende denkpistes te verkennen en pas nadien te kiezen,
verliezen leerlingen en leerkracht geen interessante informatie door te snel te
oordelen.
- Vanuit deze brede verkenning komen ze tot de eigenlijke focus,
namelijk datgene wat ze te weten willen komen over het onderzoeksthema.
De voorwaarde is dat leerlingen voldoende contextuele kennis
over het thema hebben.
Deze kennis hebben ze misschien al ten dele opgedaan tijdens hun eerdere schooltraject,
maar wordt toch best nog eens opgefrist of aangevuld binnen het project zelf.
Via verschillende technieken om creatief te denken, verkennen de leerlingen het onderzoeksthema. Enkele voorbeelden:
Wat?
- Brainstormen is op een snelle en creatieve manier veel nieuwe ideeën over een onderwerp of
vraagstuk verkrijgen.
Hoe?
- Tijdens de brainstorm associeer je en schrijf, roep of typ je alles wat in het hoofd opkomt om zoveel mogelijk ideeën te krijgen.
Wat?
- Brainwriting is een specifieke brainstorm-techniek waarbij de leerlingen al hun ideeën
rond een bepaald thema opschrijven.
Hoe?
- De leerlingen moeten hierbij geen rekening houden met
haalbaarheid, wenselijkheid of de visie van andere leerlingen of de leerkracht.
- Ze schrijven alles neer wat ze associëren met het onderzoeksthema.
Wat?
- Denktekenen is een techniek om met kinderen en jongeren te filosoferen en creatief aan de slag te gaan.
Hoe?
- Via een tekenoefening kunnen leerlingen op een natuurlijke manier ideeën op papier zetten.
De schoonheid van de tekening zelf is niet van belang, maar wel het afgebeelde idee.
- Vanuit de tekening kan de leerkracht in groep een gesprek op gang trekken via denkvragen
en door verschillende invalshoeken rond het onderwerp van de tekening naar voor te brengen.
Wat?
- De placematmethode (een variant van brainwriting) is een werkvorm om de voorkennis van leerlingen
in kaart te brengen of om de leerlingen te laten nadenken over het onderwerp of thema van een project.
- Daarnaast zet het leerlingen aan om op een gestructureerde manier samen te werken met als doel samen
kennis te ontwikkelen.
Hoe?
- Iedere leerling krijgt één van de zijvlakken toegewezen, waarin deze leerling
alles schrijft wat die zich afvraagt of graag wenst te weten te komen rond een bepaald thema.
- Nadien worden de antwoorden in groep (per vier) overlopen.
- De gezamenlijke thema’s worden in het
middenvak genoteerd en aan de rest van de klasgroep toegelicht na afloop van de oefening.
Wat?
- De hoeden van De Bono onderscheiden verschillende manieren waarop leerlingen naar problemen,
situaties, vraagstellingen of beslissingen kunnen kijken.
Hoe?
- Welke kijk een leerling op de situatie heeft,
koppelt De Bono aan een kleur van denkhoed (=manier van denken). Iedere kleur staat voor een andere kijk.
- De hoeden zijn een symbolische manier om leerlingen aan te zetten tot creatief denken, constructief en
kritisch zijn, metacommuniceren etc.
- Het is een methodiek om leerlingen bewust te maken van hun denken
in het proces, de ideeën op papier te zetten en ze eventueel uit te dagen om op een andere manier te denken.
2. De focus en de onderzoeksvraag bepalen
Nadat het onderzoeksonderwerp breed werd verkend, dienen de leerlingen een keuze te maken wat ze precies wensen te onderzoeken.
De uiteindelijke focus van het onderzoek uit zich in een onderzoeksvraag.
Uit de vorige stap (het onderzoeksthema verkennen) kunnen verschillende ideeën voor mogelijke focussen naar voor komen.
Een mogelijke werkvorm om de klas een keuze te laten maken is de volgende:
- Laat alle (groepen) leerlingen het idee voorstellen dat ze bedachten of een warm hart toedragen.
In een elevator pitch krijgt de leerling of de groep
maximaal 60 seconden
de tijd om het idee voor te stellen en te verdedigen ten aanzien van de klasgenoten.
Nadat de verschillende ideeën werden voorgesteld, kan de klas kiezen met welk idee ze
wensen verder te gaan.
- Ook de data uit een citizen-scienceproject
kunnen een inspiratiebron zijn voor de formulering van een (nieuwe) onderzoeksvraag.
3. Nagaan of de geselecteerde focus geschikt is
Het resultaat van de vorige stap is een mogelijke onderzoeksvraag bij het onderzoeksonderwerp.
Niet elke onderzoeksvraag is echter realistisch binnen de context van het citizen-scienceproject.
Leerlingen hebben op dat moment nog niet veel inzicht en ervaring met onderzoeksvragen opstellen of onderzoek voeren;
dit is dus een hele uitdaging. Leerkrachten en aanbieders kunnen de leerlingen hierbij coachen in een dynamisch traject.
Een hulp bij dat proces zijn volgende richtlijnen, die de leerlingen in acht moeten nemen bij de
formulering van een onderzoeksvraag:
- Een onderzoeksvraag is geformuleerd in een vraagzin en begint met een vraagwoord.
- De onderzoeksvraag is een open vraag.
- De onderzoeksvraag dient voor alle betrokkenen scherp en eenduidig te zijn. De kernbegrippen van de vragen worden duidelijk gedefinieerd naar alle betrokkenen toe.
- De onderzoeksvraag bevat geen antwoord of een (foute) veronderstelling.
- Het moet ethisch acceptabel zijn om je onderzoeksvraag te gaan beantwoorden.
- Je onderzoeksvraag dient relevant te zijn binnen de context van je onderzoeksthema.
Als een onderzoeksvraag niet geschikt is, moeten de leerlingen de vraag herformuleren of concreter maken.
Vervolgens controleren ze opnieuw of de onderzoeksvraag geschikt is.
Voorbeeld van een methode die je kan gebruiken:
Het wetenschapsmachientje van het wetenschapsknooppunt (Radboud Universiteit, 2016) is een eenvoudige manier
om samen met leerlingen de geschiktheid van een onderzoeksvraag te bepalen.
De leerlingen doorlopen met hun onderzoeksvraag de gehele machine.
Enkel wanneer ze aan het einde van het ‘productieproces’ komen, kunnen ze verder met
de vooropgestelde onderzoeksvraag.