Structuur en organisatie van het Vlaamse onderwijs
Verschillende onderwijsniveaus - Lager Onderwijs
- Het lager onderwijs is bedoeld voor kinderen van 6 tot 12 jaar die meestal op leeftijd in klassen zijn ingedeeld
(al zijn er uitzonderingen zoals
en graadklassen).
- Meestal is er één leerkracht per klas.
Voor enkele vakinhouden zoals lichamelijke opvoeding en godsdienst geeft soms een aparte vakleerkracht in verschillende klassen les.
- De laatste jaren zijn er ook verschillende vormen van
in opmars. Dit is een manier van lesgeven waarbij twee of
meerdere leraren op verschillende manieren samenwerken in de klas om het leerproces van de leerlingen te optimaliseren.
In het lager onderwijs nemen de leerkrachten meerdere vakinhouden (rekenen, taal, wereldoriëntatie…) voor hun rekening.
Daarom krijgen ze een eerder brede scholing, waarbij al deze verschillende vakinhouden aan bod komen.
Dat er veelal maar één leerkracht per klas is, biedt de mogelijkheid om flexibel te zijn in de dagplanning
(voor zover de specifieke context van de school dit mogelijk maakt). Bovendien zijn de schoolteams in het lager onderwijs,
mede daardoor, eerder klein.
Aan het einde van het lager onderwijs krijgen de leerlingen bij het behalen van de eindtermen een getuigschrift van het basisonderwijs.
Deze eindtermen
zijn leergebiedgebonden of leergebiedoverschrijdend. Er zijn in Vlaanderen zeven leergebieden:
- Lichamelijke opvoeding
- Mens en maatschappij
- Muzische vorming
- Nederlands
- Wetenschappen en techniek
- Wiskunde
- Frans
De leergebiedoverschrijdende eindtermen worden ingedeeld in drie clusters: leren leren, ICT, en sociale vaardigheden.
Aan de hand van deze opdeling kan je gericht zoeken naar eindtermen binnen jouw vakgebied om een project samen met het onderwijs
verder vorm te geven.