Wat je moet kennen en kunnen:
- Je kan de 10 belangrijkste onderdelen van het Arduino-bord benoemen.
- Je kan van elk onderdeel de functionaliteit beschrijven.
- Je kan in eigen woorden beschrijven wat een PIN is en waarvoor het gebruikt wordt.
- Je kan elektrische componenten indelen als input of output op basis van hun functie.
- Je kan in eigen woorden uitleggen hoe de begrippen input/output en sensor/actuator aan elkaar gelinkt zijn.
- Je kan het verschil tussen digitaal en analoog uitleggen.
- Je kent de verschillende manieren om Arduino van stroom te voorzien en weet wat je in welke situatie het beste gebruikt.
- Je kent de symbolen van eenvoudige elektrische componenten en kan zo een elektrisch schema interpreteren.
- Je begrijpt de werking van een breadbord en kan het inzetten om een schakeling te bouwen.