micro:bit: introductie tot micro:bit
Voorbeeldprogramma 1
Je kan op je vingers tellen, maar je kan ook de micro:bit voor je laten tellen.
Maak volgend programma en test dit uit op de microbit:
Met knop A kan je optellen, met knop B zet je de teller weer op 0.
Om een computer te kunnen laten optellen, moet deze telkens onthouden aan welke waarde deze al zat. Een computer kan heel wat uitgebreide taken uitvoeren, maar wij moeten deze stap voor stap zeggen wat te doen. In dit geval moeten we dus zeggen dat deze een getal moet opslagen (= onthouden).
Hiervoor maken we gebruik van variabelen.
Een computer heeft heel wat ruimte vrij om dingen te kunnen onthouden: zie het als allemaal lege dozen waar je dingen, info, kan instoppen.
Om duidelijk te maken aan de computer in welke doos we bij deze oefening informatie willen in plaatsen, moeten we de doos (variabele) die we willen gebruiken een naam geven. In het programma hierboven hebben we deze doos (variabele) de naam ‘teldoos’ gegeven.
Opdracht 1
Pas de getallen achter ‘verander teldoos met’ en achter ‘stel teldoos in op’ eens aan om te ontdekken wat het doel van deze blokken is.
Test dit uit op de micro:bit.
Opdracht 2
Verklaar nu het nut van al de gebruikte blokken in het programma:
Voorbeeldprogramma 2
Maak volgend programma en test dit uit op de micro:bit:
De verbinding van de sensor (tipping bucket) met de verwerkingseenheid (micro:bit):
Met het laatste programma in het achterhoofd, hoe zou je nu best de tipping bucket kunnen aansluiten aan de micro:bit?
Opdracht 4
Ga met je muis over de cijfers onderaan. Er verschijnen verschillende mogelijke opstellingen om de micro:bit met de tipping bucket te verbinden.
Als je de juiste opstelling hebt gevonden, sluit de micro:bit en regensensor dan ook echt zo aan.
Selecteer de juiste opstelling:
Selecteer