Module 3: Zelf fijnstof meten
Wat je moet kennen en kunnen:
Meetmethoden
- Je kan het verschil tussen rechtstreekse en onrechtstreekse metingen verklaren en staven met voorbeelden.
Digitale en analoge I/O
- Je kan uitleggen waarvoor I/O staat en het relateren aan computers.
- Je kan de definitie en een aantal voorbeelden geven van sensoren en actuatoren.
- Je kan het verschil tussen digitale en analoge I/O geven aan de hand van een aantal eigenschappen.
- Je kan in de technische fiche van de gebruikte sensor opzoeken of het een digitale of analoge sensor is.
Optische meetprincipes
- Je kan de onderdelen van de sensor benoemen en de functie ervan verklaren.
- Je kan het werkingsprincipe van de sensor uitleggen aan de hand van een tekening van de lichtstralen.
Signaal van de fotodiode
- Je kan weergeven welke spanningswaarde overeenkomt met de digitale nul en de digitale 1.
- Je kan het fenomeen van negatieve logica verklaren aan de hand van het verband tussen de fijnstofconcentratie en het elektrisch signaal.
- Je kan aan de hand van het elektrisch signaal van de fotodiode verklaren hoe een digitaal signaal een groot bereik aan waarden kan weergeven.
- Je kan bij gegeven elektrische signalen aangeven welke veel fijnstof meten en welke weinig fijnstof meten.
- Je kan de term "low pulse occupancy" time in eigen woorden verklaren.
Kalibratie van de meetwaarden van de sensor
- Je kan verklaren of de sensor een rechtstreekse of onrechtstreekse meting van fijnstofconcentratie uitvoert en waarom.
- Je kan de x-as en y-as van de kalibratiecurve benoemen en een definitie geven van de grootheden en eenheden.
- Je kan via de kalibratiecurve de fijnstofconcentratie bepalen bij een bekende Low Pulse Occupancy Time.
Metingen automatiseren
- Je kan in eigen woorden uitleggen waarom het inverse functievoorschrift van de kalibratiecurve nodig is voor het automatiseren van de meting.
- Je kan de x en y van het functievoorschrift benoemen en een definitie geven van de grootheden en eenheden.